Gordingen zijn de horizontaal geplaatste balken die van spant tot spant lopen of van muur tot muur, meestal een overspanning van 3 tot 4 meter. Gordingen worden meestal in de muur gemetseld. Op de gordingen komen altijd kepers (kleinere balkjes die in verticale richting lopen), om het onderdak en de panlatten op te bevestigen.
Het onderdak bevestig je op de kepers en zet je vast met tengellatten. Die volgen dezelfde verticale lijn als de kepers eronder. Op die verticale tengellatten komen de horizontale panlatten om de dakbedekking – vaak pannen of leien – op vast te maken.